Met mijn vader en zusje Lenie op de brugvleugel van de ‘Gerry-S’ in juli 1956 in de Golf van Biscaje op weg naar Viano do Castello in Portugal. Foto Willem Moojen.

Hoe een Rotterdamse kolenboer met een bescheiden brandstoffenhandeltje aan de Wijnhaven 22 in Delfshaven met huis-aan-huis verkoop zich opwerkte tot een grootzakenman. De N.V. Rotterdamsche Kolen Centrale zou uitgroeien tot één van de grootste detailkolenhandelaren (industrie- en huisbrandkolen) in Europa. Eigen schepen ondergebracht in zowel de N.V. Rotterdamsche Kolen Centrale als de Rotterdamsche Kustvaart Centrale N.V. brachten antraciet, voornamelijk uit Wales, en steenkool vanuit het Verenigd Koninkrijk en andere landen naar Rotterdam. Na de Tweede Wereldoorlog was er grote schaarste aan kolen in Nederland en door onvoldoende invoer van steenkool uit andere landen zag de Nederlandse regering zich gedwongen kolen uit Amerika te kopen. Kolen werden destijds alleen gekocht via directe transacties (regeringsinkoopcommissies) tussen de Amerikaanse en Nederlandse overheid. In de ogen van R.P. Schoonheim, directeur van de RKC waren deze kolen niet goed genoeg en veel te duur. Het lukte hem, als particuliere ondernemer, samen met zijn zoon Bill als eerste buitenlanders vergunningen te krijgen om grote hoeveelheden kolen naar andere landen te exporteren. Deels met eigen schepen van Anbitcoal, het bedrijf van zijn zoon in Amerika en met veel gecharterde schepen. Voor Rotterdam zou R.P. Schoonheim met zijn bedrijf en schepen zeer belangrijk zijn, onder andere door zijn bemoeienissen waar het betrof kolenaanvoer en overlading naar verschillende Europese landen via Rotterdam. Mede daardoor kreeg de bedrijvigheid in de haven na de oorlog weer nieuwe impulsen.

Door Willem Moojen


De omslag van het boek toont de Gerry-S van de RKC bij vertrek uit Swansea na het laden van antraciet.

Eigen zaak en een lichter op afbetaling
Rijk Pieter Schoonheim (1898) ging naar school op de Baan in Rotterdam. Leren was niet zijn passie en op veertienjarige leeftijd ging hij werken bij een graankantoor. Werkdagen van 17 uur voor twee gulden in de week. Dat ging hem tegenstaan en hij reageerde op een advertentie waarin een waterklerk werd gevraagd. Hij kon meteen aan de slag, veel in de haven en dertig gulden in de maand. Na zijn huwelijk in 1917 met zijn vrouw Antonia verdiende hij tachtig gulden, maar meer zat er niet in. 1921 ging hij korte tijd werken voor een kolenimportbedrijf, waar hij meer verantwoordelijk werk te doen kreeg. Het bedrijf werd echter opgeheven, waarna hij een belangrijke stap nam en zelf een kolenhandel begon aan de Wijnhaven. Op 11 april 1922 werd de N.V. Rotterdamsche Kolen Centrale opgericht en was hij zelfstandig ondernemer. Het zou hem geen windeieren leggen. Hij kon zich nu met volle energie ontplooien. Met niets anders tot zijn beschikking dan een paard en wagen en een paar gulden. De zaken liepen naar behoren en hij kon zelfs een houten lichter, de Delfshaven op afbetaling aanschaffen. Het klantenbestand breidde zich snel uit. Om aan de wensen van de klanten te voldoen, snel kolen te leveren, kocht Schoonheim uit de legerdumps van de Eerste Wereldoorlog enkele Mack’s. Onverwoestbare hoge transportwagens, met ratelende ketting-aandrijving en massieve banden. Ze waren op grote afstand te horen, zodat de klant wist, daar komen de kolen. Door uitbreiding werd het pand aan de Wijnhaven te klein en verhuisd de RKC naar de Voorhaven. Omdat hij wilde doorgroeien, moesten er andere bronnen worden aanboord. Hij zocht contact met buitenlandse mijnen en in 1934 verkreeg Schoonheim het alleenrecht kolen te leveren voor Nederland van enkele Belgische mijnen en kort daarna van Engelse mijnen. Dit leidde tot een overgang van detailhandel naar groothandel en tevens werden dochtermaatschappijen opgericht in Amsterdam en Den Haag. Schoonheim had ook grote belangen in twee kolenmijnen in Wales.

Rederij en overslagterreinen
De kolen die hij kocht in het buitenland werden hoofdzakelijk aangeleverd per schip. Hij wilde de zaken in eigen hand houden en vond dat aanvoer met eigen schepen zonder al te veel rompslop sneller en goedkoper kon. Dat leidde in maart 1937 tot de oprichting van de Rotterdamsche Kustvaart Centrale N.V. De RKC had een eigen vloot van grote vaartschepen, coasters, sleepschepen en sleepboten. Het lossen en overslaan van kolen in andere schepen en binnenvaartschepen geschiedde in de Waalhaven. Aan Pier 2 had de RKC eigen open op- en overslagterreinen met een antracietbrekerij en de modernste kranen voor die tijd. Eigen lichters werden veelal in de haven ingezet en sleepschepen voeren af- en aan om kolen naar het achterland te vervoeren. Eigen schepen vervoerden zoveel mogelijk als het kon naast kolen ook andere lading, zoals veel graan en hout, maar ook schroot, stukgoed en wat op de ladingmarkt werd aangeboden. Zijn zoon Bill stond aan het hoofd van de American Anthracite & Bituminous Coal Corporation (Anbitcoal) in New York.

Piet Schoonheim, die het zou schoppen tot miljonair, is altijd dezelfde vooruitstrevende hartelijke kolenboer van vroeger gebleven. Als het nodig was om in te springen in een kolenloods of er door wat voor reden een achterstand was bij het lossen van een van zijn kolenschepen, stak hij zelf de handen uit de mouwen en met opgestroopte broekspijpen nam hij de kolenschep ter hand.
In het boek wordt het bedrijf, rederij en dochtermaatschappij Anbitcoal beschreven. Het bevat een zeer uitgebreidde vlootlijst en de auteur beschrijft een aantal reizen die hij aan boord bij zijn vader op de Gerry-S maakte naar Portugal, Guernsey en Ierland. Rotterdamsche Kolen Centrale, van kolenboer tot miljonair. 140 pagina’s, honderden foto’s. Prijs 32,95 euro. Uitgeverij Lanasta. ISBN 978-94-6456-114 -2


Links in het midden zien we Betty Anne-S afgemeerd in maart 1963 bij de havenfaciliteiten van de Rotterdamsche Kolen Centrale in de Waalhaven aan de Heijplaatstraat. Aan eind van de Waalhaven zien we de Pieter-S de haven indraaien met een volle lading kolen uit Wales. Rechts zien we medewerkers van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) aan boord stappen van de Dockyard VII (1949). De 34,09 meter lange en 8,60 meter brede veerboot van de RDM die 240 passagiers kon vervoeren bracht de medewerker na hun werk bij de scheepswerf naar de stadswijk Schiemond aan de overkant van de Nieuwe Maas in het stadsdeel Delfshaven. Fototechnische Dienst Rotterdam, Gemeente Rotterdam, Stadsarchief CCO.


Kustvaart optima forma. Afmeren van de Gerry-S op 4 augustus 1957 in Leixoes. 1e stuurman Moojen kijkt of alles goed gaat en helpt een handje mee. In Leixões werd onder andere hout, kurk en portwijn geladen. Foto-Mar, Matosinnos, Leixões.