De Oosterwijk van de NRM-Wijkdienst als stoomgoederenboot met stukgoederen geladen, opvarend aan de Loreley.(Foto: De Binnenvaart)

De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM) in Amsterdam had als zeevaartrederij groot belang bij het door-, aan- en afvoeren van goederen over de Rijn. De noodzaak om een eigen Rijnvaartrederij, als volle dochter van de KNSM, op te richten was groot.

Jos Hubens, ambassadeur De Binnenvaart.

Op 31 juli 1903 werd dan ook de Nieuwe Rijnvaart Maatschappij (NRM) opgericht. Besloten werd drie nieuwe schepen te laten bouwen. Deze schepen moesten natuurlijk ook nog naam krijgen. Een van de directeuren van de KNSM kwam op het idee om namen van de schepen van de NRM op ‘wijk’ te laten eindigen. Er waren namelijk wel veertig plaatsen in Nederland met een wijk-naam. Er zouden in de loop der jaren zelfs meer dan honderd schepen met zo’n naam varen.
Ten slotte is de NRM op 31 maart in 1982 geliquideerd. Maar zelfs nu nog is de ‘Wijkdienst’ een begrip in de binnenvaart.

NRM Wijkdienst
Op 14 januari 1904 steekt het splinternieuwe stoomgoederenschip Katwijk in Amsterdam van wal om als eerste NRM-schip naar Bingen te varen. Al snel daarna komen ook de Steenwijk en de Noordwijk in de vaart. Schepen van 67 meter lengte met een laadvermogen van 650 ton, later herijkt tot 800 ton.
De KNSM werkte samen met veel rederijen die op de Rijn werkzaam waren, een van deze bedrijven was Ristelhüber AG uit Keulen. In 1926 kon de KNSM de vloot van zes stoomschepen met de namen Ristelhüber IV tot en met IX overnemen en werden opgenomen in de NRM vloot. De H Ristelhüber VII werd omgedoopt tot Oosterwijk.

In België liep dit schip in 1902 op de werf van Cockerill van stapel als Stollwerck II. Die scheepswerf zat in Hoboken aan de Schelde bij Antwerpen. Ze werd gebouwd van staal en geklonken met de afmetingen 62.6 bij 7.57 meter en 657 ton met twee ruimen. De opdrachtgever was de Firma Stollwerck uit Keulen. Het stoomschip werd extra sterk gebouwd om een lijndienst tussen Keulen en Londen te kunnen varen. Het kreeg een brug op ruim een derde vanaf het voorschip met daarachter een open stuurstelling en daar weer achter de grote stoompijp. Daaronder bevond zich de gigantische machinekamer met een C 420 pk sterke Longking & Chehanté stoommachine uit Brussel. Op het voorschip stond een grote mast met laadboom en bevond zich de woonruimte voor de kapitein en zijn gezin. Achterop was het bemanningsverblijf voor de stuurman, twee matrozen, eventuele loods, machinist en stoker. Op het achterdek was ruimte voor de kolen, roeiboot en een tweede mast met laadboom. De lading, bestaande uit grotendeels stukgoederen, werd vaak tot deklast hoog gestapeld en overdekt door dekkleden.
In 1903 werd er beslag gelegd op het schip en kwam het in handen van AG Erlenwein, ook uit Keulen, en de naam veranderde in Erlenwein II. Zij vervoerde onder deze eigenaar veelal kolen en vaten petroleum. Het schip kreeg in 1905 weer een andere naam: H Ristelhüber VII met als nieuwe eigenaar: Ristelhüber’s Nachfolger AG, wederom uit Keulen.

Particulier
De Oosterwijk werd veel ingezet in de vaart op de Rijn naar en van de zogenaamde ARA-havens. Het schip heeft in de Tweede Wereldoorlog nog dienst gedaan. Dieselolie was moeilijk te verkrijgen en de stoomschepen werden toen graag ingezet. Het was heel gebruikelijk dat het stoomschip één of meerdere sleepschepen sleepte. In 1949 werd het ss Oosterwijk afgedankt door de NRM en is het in Rotterdam bij een sloper beland, waar het schip uitbrandde en de stoommachine eruit werd gehaald. Het haveloze schip werd gekocht door de heer Blomberg die het schip in Meppel verbouwde tot motorschip met twee 500 pk sterke Paxman-motoren en het de naam Esperance II gaf. Zijn zoon volgde hem later op en noemde het schip Esperanza. In 1971 kocht de heer Cové het schip en noemde het Helena. In 1975 werd het schip weer verkocht aan J. Hartman en kreeg het de naam Kornwederzand. In 1982 werd de naam veranderd in Deo Volente door de familie Sterkenburg en 2014 nam Henk Swart het schip over en noemde het Branding. De eigenaren hebben het schip in de loop der jaren velen malen verbouwd en aangepast naar de huidige maatstaven van de internationale binnenvaart.

Leefwerf De Biesbosch
De familie dacht het schip ten langen leste naar de sloop te moeten brengen. Het liep echter heel anders. Jeroen en Anna Kruis met hun zoon Marijn kochten de Branding om er een woon- werkschip van te maken. Bewust van de bijzondere historie van het schip gaven zij het de traditionele naam Oosterwijk weer terug.
De Oosterwijk heeft ligplaats gekregen in de haven van de voormalige scheepswerf De Biesbosch in Dordrecht waar zij samen met de kleine Fransemotor Geran, grote Fransemotor Marot, in samenhang met het Binnenvaartmuseum aan boord van Rene Siegfried en Lashbak CGS 6013 de belangrijke geschiedenis van de binnenvaart veiligstellen.