De parlevinker met roei proviandboot langszij (fotoarchief Jos Hubens)

Het thema van het Binnenvaartmuseum in Dordrecht in 2023 is toeleverings-bedrijven voor de binnenvaart. De historie van het niet meer bestaande parlevinkersberoep en de proviandboten wordt hierbij extra uitgelicht.

De herkomst van het woord parlevinker is niet duidelijk. Wel lijkt het vast te staan dat de oorspronkelijke parlevink(er) een vogel was: een vink die zich ophield in de omgeving van een vinkenbaan, een terrein met netten waarin vinken gevangen werden. Maar vanwaar dat parle? Als verklaring wordt gewezen op de uitdrukking par l’occasion (bij toeval), gebruikt voor vinken die zelden op de baan komen en die men bij toeval te pakken krijgt. Een gedachte bij de betekenis: parlement (druk gepraat) en parlementen (kibbelen) hebben misschien ook een rol gespeeld. In vroeger eeuwen kon een parlevinker ook een kromprater zijn. Misschien was dat wel de oudste betekenis en ontstond daaruit de venter.
Een parlevinker wordt in de Van Dale omschreven als een kleinhandelaar in grutterswaren en veevoer, in het bijzonder iemand die met een bootje langs de schepen vent.
Kortom, een parlevinker of proviandboot is een varende supermarkt, te vergelijken met de vroeger rijdende SRV-wagen.

Op het water
De kleine bootjes die op het water aan het venten waren, zijn aan een bepaalde kleurcode te herkennen. Bootjes van opkopers waren voorzien van een rood-wit geblokte rand. De roeiersvletten in de zeehaven die de trossen van zeeschepen aan wal brachten waren voorzien van een

zwart-wit geblokte rand. Parlevinkers waren te herkennen aan een groen-wit geblokte rand rondom de proviandboot.
De goederen die door de parlevinkers aangeboden werden, waren heel divers. Zo voorzagen de parlevinkers de schippers van levensmiddelen als melk, kaas, eieren, koffie en aardappelen. Maar ook hooi en textiel. Een handelaar die olie en scheepsbenodigdheden zoals zeil, tuigage en ijzerwaren verkocht was ook een parlevinker, maar werd niet zo genoemd. Dit was een tagrijn. De parlevinkers verdienden in het algemeen goed. Het was echter ook zwaar werk met lange dagen. Daarbij werkten de vrouwen net zo hard mee als de mannen.

In Zeeland
Met de opening van het kanaal door Zuid-Beveland in 1866 ontstaat in Wemeldinge en Hansweert een geheel nieuwe bedrijfstak: die van parlevinkers. Deze handelaren in kruidenierswaren zorgen ervoor dat passerende schepen, wachtend of tijdens het schutten van de sluizen worden bevoorraad met allerlei goederen en levensmiddelen. Vanuit een bootje, te voet, met de fiets of later met de brommer verkopen ze hun waren.
De parlevinkers die niet over een eigen proviandbootje beschikken, werken op de sluizencomplexen van Wemeldinge en Hansweert. Van de sluismeesters horen ze meestal waar een schip moest afmeren.Vervolgens snellen ze met hun fiets en bestelling naar de desbetreffende plek. Het duurt vaak enige tijd voordat de schepen afgemeerd liggen, pas dan kunnen de parlevinkers hun klanten bedienen. De handel wordt vervolgens handmatig aan boord gebracht. Soms is dit een hele toer, zeker als bij laagwater tijdens het schutten het water een paar meter zakt. Met zware zakken op hun rug moesten de parlevinkers dan de ijzeren ladders af. Over het algemeen wordt er contant betaald.

Einde
In 1965 telde het kanaal door Zuid-Beveland zesentwintig parlevinkers in Wemeldinge en tweeënveertig stuks in Hansweert. Zo voorspoedig als de groei van parlevinkers na 1866 ging, zo abrupt kwam het einde, ruim honderd jaar later. Met de opening van het Schelde-Rijnkanaal in 1975 en het verleggen en verruimen van het Kanaal door Zuid-Beveland, bijna twintig jaar later verdwenen de laatste parlevinkers. En daarmee verwerd het parlevinken in en rondom het Kanaal door Zuid-Beveland tot een uitgestorven beroep.

Aan de grens
Van Rotterdam naar Bazel waren onderweg veel proviandboten. In Lobith Tolkamer moest opvarend uitgeklaard en afvarend ingeklaard worden bij de Nederlandse douane. Dit gaf oponthoud voor de passerende schepen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij deze grenspassage tussen Nederland en Duitsland extra veel diverse parlevinkers waren gestationeerd. In 1953 werd daar de slagerijboot Jan Peet in de vaart genomen.
In Millingen aan de Rijn was een drijvend bunkersteiger van Fina, de Rijn en Waal. Hieraan konden schepen langszij gemeerd worden om brandstof te bunkeren. Een gedeelte werd ingericht als supermarkt. Het was daarmee de eerste drijvende supermarkt. Gelijktijdig kon de bemanning van de schepen gasolie bunkeren en boodschappen doen. In Lobith volgde het bunkersteiger van Shell, waarop kruidenier annex bakkerij Lutjenhuis haar winkel aan de wal uitbreidde naar op het water. Door deze ontwikkeling werden parlevinkers steeds schaarser tot zij uiteindelijk ook hier van het water verdwenen.

Op de Maas
Bij kanalisatie van de Maas werd in 1926 bij Belfeld een stuw met bijbehorende sluis gebouwd. Hier moesten de vele schepen geschut worden wat veel wachttijd met zich meenam. Een ideale vestiging voor een parlevinker. In 1932 begon de familie Van Hooren dan ook met een proviandboot, met de toepasselijk naam Time is Money. Drie generaties lang heeft de familie Van Hooren deze onderneming uitgevoerd. Uiteindelijk besloot Wim van Hooren op 28 april 2008 het parlevinkersbedrijf te stoppen.
De Time is Money was daarmee, na zesenzeventig jaar, de laatste proviandboot op de Maas, in Nederland en misschien zelfs wel van Europa geworden. Voor de Time is Money werd een ligplaats gezocht om de geschiedenis van parlevinkers te laten zien. In het voorjaar van 2009 nam het Havenmuseum in Rotterdam de proviandboot in bruikleen van Wim van Hooren. De rekken werden gevuld met lege levensmiddelenverpakkingen. Samen met de parlevinkersvlet Waterwinkel, de ex-Binkie van de Andelse Maas, zijn zij nog de enige zichtbare parlevinkers van Nederland. Bij (binnen)water gerelateerde festiviteiten is de Time is Money in binnen- en buitenland een graag geziene gast.