Uit de portofoon van sluiswachter Pieter van der Meer klinkt: ‘….bakboord, dank….over….’. Pieter staat op de muur en begeleidt de Giant 6 door de sluis. Een nauwkeurige klus, gezien het een schip van 48 meter breed is, dat door een sluis van 50 meter breed moet. Maar met 33 jaar ervaring toch ook gewoon business as usual voor Van der Meer: ‘Ook in coronatijd moet de poort naar Amsterdam openblijven.’ 

Hoe gaat het met je? 
‘Het gaat heel erg goed met mij, ik ben gezond en wel. Ik heb drie dagen wachtdienst op de Noorder (Noordersluis) en ben nu de mobiele man. Met dit mooie weer is dat bepaald geen straf. Op de Noorder heb je altijd met z’n tweeën wachtdienst: een mobiele man buiten op de sluis, en iemand die de sluis bedient. Samen zorgen we ervoor dat de schepen vlot en veilig van zee door de sluis naar binnen kunnen en vice versa. We positioneren de schepen in de sluis, kijken of ze goed liggen en staan in contact met de loods aan boord of met de schipper. Om de positie van het schip goed te kunnen bepalen, moet je echt op de muur staan.’  

Hoe is het om deze tijd sluiswachter te zijn? 
‘Het werk gaat gewoon door. Ook in deze tijd. Hoewel het rustiger is, vooral ’s nachts op de Noorder is het stil, moet de poort naar Amsterdam openblijven. Daar zijn wij verantwoordelijk voor. Het is fijn om daar waardering voor te krijgen, zoals de repen chocolade die we vorige week kregen van het bedrijf. Dit bedankje voor onze inzet en betrokkenheid voelt echt als een schouderklopje. Dat is helemaal top.’ 

Ziet jouw werkdag er nu anders uit? 
‘Qua werk is er niet veel veranderd voor ons op de sluis, maar we maken alles veel meer schoon dan voor de coronacrisis. Alles wat ik gebruik, mijn desk, toetsenbord, verrekijker, marifoon en havenauto maak ik na afloop schoon voor mijn collega die na mij aan de wacht begint. En de hele dag handen wassen. Aan het eind van de week heb ik geen handen meer over, want er zit gewoon geen vet meer op’. 
 
‘En we houden natuurlijk 1,5 meter afstand. Op de midden- en zuidersluis zit je alleen, dus dat is makkelijk. Op de Noordersluis, waar ik nu wacht heb, zit je met z’n tweeën. Maar dat kan gewoon, omdat we bij de Noordersluis in een behoorlijk grote ruimte werken en dus goed afstand kunnen bewaren. Toch vind ik dat wel wennen. En dat je geen hand meer mag geven, dat voelt echt afstandelijk. Ook zien we geen externen meer, die mogen niet meer binnenkomen. Alleen bij een storing komt de monteur en dan pakken we meteen weer de afstand. Het is niet anders, maar toch vind ik dat wel een lastige en vooral ook ongezellige maatregel.’