Northern Lights wil CO2 injecteren in lege offshore gasvelden. © Northern Lights

Niet alle industrieën kunnen overstappen op processen waarin geen CO2 wordt geproduceerd. Een alternatief is het afvangen en opslaan ervan in de bodem. Om de CO2 te vervoeren zijn tankers nodig. Zo ontstaat er voor reders een nieuwe markt.

• Jan van den Berg

Tankers vervoeren talloze vloeistoffen en gassen over de wereld. CO2 is een gas dat momenteel weinig vervoerd wordt. Van oudsher gaat het om kleine hoeveelheden, vooral voor de voedingsindustrie. Maar dit gas kan een belangrijke nieuwe ladingstroom voor de tankervaart worden. De reden hiervoor is dat industriële bedrijven die veel CO2 produceren en dit niet op korte termijn kunnen beperken ervoor kunnen kiezen om het broeikasgas af te vangen en op te slaan (carbon capture and storage ofwel CCS).
Dan moet de CO2 wel vervoerd worden naar bijvoorbeeld lege gasvelden. Dat kan per pijpleiding of per tanker. Voor dit laatste worden momenteel schepen ontwikkeld en gebouwd. Diverse scheepswerven en rederijen zijn daarmee bezig.

Grotere schepen
Tankers voor het transpoort van CO2 in vloeibare vorm zijn niet nieuw. De eerste was de Coral Carbonic van de Nederlandse rederij Anthony Veder. Het schip werd in 1999 gebouwd in Harlingen. Met een inhoud van 1250 kubieke meter is het een kleine tanker. Voor de voedingsindustrie is dat voldoende, maar CO2-transport ten behoeve van CCS vereist grotere schepen. Ontwerpen waaraan nu gewerkt wordt, hebben dan ook een capaciteit tot 70 duizend kubieke meter.
Technisch is dit niet heel ingewikkeld. CO2 heeft eigenschappen die overeenkomen met LPG en ammoniak en kan als vloeistof vervoerd worden bij bijvoorbeeld een temperatuur van -28 graden Celsius en een druk van 15 bar. Bij een temperatuur van 0 tot 10 graden Celsius kan dit bij een druk van 35 tot 45 bar. Dit vereist uiteraard de nodige installaties op de schepen en op de wal, maar nieuwe technologie hoeft er niet voor ontwikkeld te worden.

“Scheepswerven en rederijen zien wel brood in CO2-transport”.

Projecten
Voor een efficiënt transport is het wel raadzaam tankschepen te gebruiken die specifiek voor CO2 zijn ontworpen. Scheepswerven en reders zien hier brood in.
Een van de meest concrete projecten is dat van Northern Lights om CO2 uit Nederland te vervoeren naar Noorwegen voor opslag onder de zeebodem. De klant is de kunstmestfabriek van het Noorse bedrijf Yara in Sluiskil; een van de grootste CO2-producenten van Nederland. Vanaf 2025 gaat de fabriek jaarlijks 800 duizend ton CO2 afvangen en vloeibaar maken. Vervolgens wordt het per tanker vervoerd naar Øygarden in het zuidwesten van Noorwegen. Vandaar wordt het in vloeibare vorm via een 110 kilometer lange pijpleiding gepompt naar een installatie die op de zeebodem staat. Deze injecteert de CO2 in een leeg gasreservoir 2000 tot 3000 meter onder de zeebodem ligt.
Northern Lights laat hiervoor twee tankschepen bouwen met een laadvermogen van 7500 kubieke meter. De CO2 is hierin vloeibaar bij een druk van zo’n 15 bar en een temperatuur van rond de -25 graden.

Tekentafel
Een ander project is dat van de Belgische binnenvaartrederij Victrol en het Deense bedrijf Dan-Unity CO2. Dat laatste wil CO2 en water injecteren in rotsformaties in IJsland. Hierbij wordt de koolstof gebonden aan het gesteente, waardoor het niet kan ontsnappen. Het is de bedoeling dat dit proces in 2025 op industriële schaal in bedrijf gaat. Victrol wil tankschepen laten bouwen, die CO2 gaan ophalen bij bedrijven in België, Duitsland, Nederland en Zwitserland. Dat wordt vervoerd naar de havens van Antwerpen of Rotterdam en het gaat vandaar per tanker naar IJsland.
Als dit soort projecten gemeengoed wordt, ontstaat er een groot volume CO2 dat over zee vervoerd zal moeten worden. Tankers hiervoor, met een capaciteit van vele tienduizenden kubieke meters, staan zoals gezegd intussen op de tekentafel.