Een nieuwe richtlijn moet zorgen voor herkenbaarheid, uniformiteit en een betere flow in scheepvaartbewegingen tijdens werkzaamheden. (archieffoto Rijkswaterstaat)

Het ziet ernaar uit dat Nederland uniforme regels krijgt, zodat vaaraanwijzingen tijdens werkzaamheden op de provinciale wateren voortaan overal hetzelfde zijn. ‘Het is verbazingwekkend dat dit niet allang het geval is.’

Vaarwegdeskundige Berend van Turennout van de provincie Zuid-Holland was nog niet zo lang als zodanig werkzaam, toen hij enige tijd geleden op zoek ging naar standaard vaarverkeersregels tijdens werk op en rond de vaarwegen. Aan de hand daarvan kan het scheepvaartverkeer volgens vaste aanwijzingen en bebordingsregels in goede banen worden geleid. ,,Zoals mijn collega’s van de wegen keurig op hun bureau hebben liggen en bij aanvragen voor werk aan de weg de deur uitdoen naar aannemers en andere aanvragers van werkzaamheden’’, verduidelijkt hij.
Van Turennout dacht: die vaste vaarregels zullen er toch zeker ook zijn in een gereguleerd land als Nederland. Dat bleek niet het geval. ,,Dat vond ik verbazingwekkend.’’ Hij wist ook gelijk: daar moet verandering in komen.

En dus ontwikkelde hij een handreiking met standaardregels voor werkzaamheden op de provinciale vaarwegen in Zuid-Holland en ging ermee de boer op. Hij polste collega’s, aannemers en andere vaarwegbeheerders in de provincie. ,,Ik kreeg talrijke positieve reacties, waarna ik CROW (het kennisplatform dat richtlijnen voor werk in uitvoering ontwerpt, red.) benaderde. Ook CROW was positief en was bereid er een landelijke richtlijn van te maken. Nog drie provincies haakten aan: Overijssel, Noord-Holland en Zeeland. Met Rijkswaterstaat, Waternet, Blue Amigo en Versluys verkeerstechniek werken we de handreiking nu uit tot landelijke richtlijn, die dan in alle provincies gaat gelden.’’
De nieuwe richtlijn moet dan zorgen voor herkenbaarheid, uniformiteit en een betere flow in scheepvaartbewegingen tijdens werkzaamheden, legt hij uit. ,,Schippers weten dan beter welke borden elkaar opvolgen en kunnen daarop anticiperen.’’

Uniforme bebording
In de praktijk resulteert dit in uniforme bebording op vaste plekken, waarbij schepen op vaste momenten worden geattendeerd op werkzaamheden. Zodat bij bijvoorbeeld het slaan van damwanden in een kanaal waar dan ook in Nederland altijd ongeveer dezelfde type borden te zien zijn, met soortgelijke aanwijzingen die rekening houdend met afmetingen van schepen op meerdere, vaste afstanden van elkaar op de route naar en langs de werkzaamheden worden geplaatst. ,,Schippers worden zo niet langer op de ene plek met allerlei toeters en bellen, schreeuwende verkeersborden, lichtkranten en bijvoorbeeld meerdere begeleidingsvaartuigen geconfronteerd, terwijl op een andere plek juist minimale bebording te zien is’’, aldus Van Turennout. ,,Ik zeg niet dat het ene beter is dan het andere, het is allebei goed. Maar gek is het wel dat je als vaarwegbeheerder je eigen regels kan opstellen. Dankzij deze landelijke handreiking raken we nu de grootste verschillen kwijt en ontstaat er uniformiteit en herkenbaarheid. Dat werkt prettiger voor de beroepsvaart, maar ook voor de recreatievaart.’’

Recreatieschippers
Juist voor die laatste groep is dat extra belangrijk, weet Van Turennout. In zijn vorige functie bij de patrouillevaart van de provincie Zuid-Holland zag hij schippers vaak tobben. ,,In tegenstelling tot beroepsschippers die pittige opleidingen hebben doorlopen en er uiteindelijk wel uitkomen, is het volgen van bebording voor recreatieschippers vaak erg lastig. Voor hen wordt nu een feest van herkenning gecreëerd. Waar zij ook varen, of dat nou in Groningen, Friesland, Zeeland of Overijssel is, overal komen zij straks dezelfde borden in dezelfde situatie tegen. Dat komt de veiligheid ten goede en bijkomend voordeel: het scheelt veel wrijving tussen de beroeps- en recreatievaart.’’
Blijft de vraag onbeantwoord waarom die richtlijnen er nu pas komen. Van Turennout heeft de verklaring gevonden. ,,De diversiteit op vaarwegen is natuurlijk niet te vergelijken met die op de weg. Daar heb je te maken met een variatie van het kleinste tot het grootste voertuig, waarbij de regels vooral gericht zijn op de grootste maat vrachtwagen. Verder heeft elk voertuig een relatief vergelijkbaar rijgedrag. Op de vaarwegen is dat heel anders.’’
Elk vaartuig heeft immers andere eigenschappen, een eigen karakteristiek. Een schip dat met duizenden containers de haven in komt varen, vraagt natuurlijk om andere maatregelen dan een binnenvaartschip. En een binnenvaartschip van 110 meter is weer niet te vergelijken met een spits van 38 meter. ,,Toch varen ze allemaal samen. Daarnaast is elke vaarweg anders. Men heeft gedacht: dat zijn zoveel variabelen, het wordt een lastig verhaal om daarvoor uniforme regels te ontwikkelen. Ik ben echter gaan denken in processen, waarbij ik ben uitgegaan van verschillende soorten vaartuigen met bepaalde afmetingen die op een specifieke vaarweg mogen varen. Van daaruit ben ik gaan rekenen.’’