Grote schuldenlast bij de vijf grote maatschappijen staan nieuwe investeringen niet in de weg (foto Bob Fleumer, archief Jan van de Nes)

Covid-19 en de overal op gang komende energietransitie hebben de olie- en gasindustrie in de hele wereld voor grote problemen gesteld. De productie van fossiele brandstoffen is lager en zal nog een tijd voor problemen zorgen in vergelijking met de periode van vóór de marktcrisis van 2020, zo blijkt uit een analyse van het toonaangevende Noorse onderzoekbureau Rystad Energy.

Jan van de Nes

De vijf grote spelers op de wereldmarkt, ExxonMobil, BP, Shell, Chevron en Total, boekten samen een recordverlies van 76 miljard dollar in 2020. Het grootste deel van dit verlies, 69 miljard, kan worden toegeschreven aan waardeverminderingen en afschrijvingen op activa, aangezien de maatschappijen hun strategie heroverwogen om zich te concentreren op de energietransitie en zo minder afhankelijk te worden van aardolie en aardgas.
Hun gezamenlijke olie- en gasproductie is in 2020 met bijna 5 procent of 0,9 miljoen vaten olie-equivalent per dag gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Lagere emissiedoelstellingen en de vraag naar schonere energie hebben een aanzienlijke invloed gehad op de lange-termijnvooruitzichten voor de productie.
De Europese maatschappijen Shell en BP zagen de grootste productiedaling op jaarbasis met elk ongeveer 300 duizend vaten per dag, terwijl de Amerikanen ExxonMobil en Total hun productie met respectievelijk 200 duizend en 150 duizend vaten verminderden. Chevron was de enige grote maatschappij die zijn productie in 2020 verhoogde. Grotendeels dankzij de overname van de kleine oliemaatschappij Noble Energy wat de productiebeperkingen gedeeltelijk compenseerde.

Bezuinigingen
Aan het einde van het jaar bedroegen de totale bezuinigingen 26 miljard dollar, 32 procent van de aanvankelijk aangekondigde investeringsplannen. Dit heeft een grote impact op nieuwe offshore-projecten. Toch zullen die naar verwachting herstellen en zelfs een nieuw record bereiken tegen 2025, met in totaal zeshonderd 600 projecten.
Verwacht wordt dat de projecten in diep water de grootste groei zullen doormaken. De kosten daarvan zijn veel lager geworden ten opzichte van het aanboren van de reserves op het continentale plat, aldus Rystad. De zoektocht naar grote nieuwe velden in diepe en afgelegen wateren werd economisch veel rendabeler nadat de dagtarieven voor boorplatforms en offshore bevoorradingsschepen daalden in de nasleep van de olieprijscrash in 2014 en 2015.
De groei in de projecten zal een stijgende vraag opleveren naar drijvende productie-, opslag- en losschepen alsmede naar onderzeese constructies.