De Engelina (1701 ton) met schipper J.P.A. Hubens wordt leeg, vanaf de richting van Amsterdam door de westelijke Zeeburgsluis gesleept door de sleepboot GRE, gebouwd in 1940 met een 240 pk Brons motor. Zie: zwartbord met witte kruis op het voorschip. Fotoarchief Jos Hubens

Amsterdam is al sinds de middeleeuwen een belangrijke haven voor de binnenvaart. Zo hadden in 1514 al 84 binnenvaartschepen 
de stad als thuishaven.

Jos Hubens, ambassadeur De Binnenvaart

Een vaarverbinding met de Rijn was mogelijk, maar was omslachtig, gebrekkig, langdurig en nam veel tolrechtverplichtingen met zich mee. Pas in 1881 kwam de wet tot de aanleg van het Merwedekanaal tot stand. Op 4 augustus 1892 kon het kanaal van het Noordzeekanaal tot de Lek officieel door koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma voor de scheepvaart worden geopend.
De afmetingen van de sluizen op het Merwedekanaal van 120 meter lang en een doorvaartwijdte van 12 meter waren belangrijk groter dan die van de oude Keulsche Vaart. Het grootste Rijnschip dat in 1892 in de vaart was, had toen nog maar een lengte van 83 meter. Ondanks alle voordelen van dit kanaal had Amsterdam toch een ernstig bezwaar tegen het Merwedekanaal. Het betrof de richting ervan. Men wilde een Rijnverbinding in meer oostelijke richting dus een kortere vaarweg naar Duitsland.
Het grootste sleepschip op de Rijn in 1917 was de Karl Schroers nr.31 (lang 123 meter, breed 14.08 meter, 2.85 meter diep en laadvermogen van 3581 ton). De Commissie Ramaer stelde in die tijd de maximum afmetingen van een schip vast op 110 meter lang, 13.50 meter breed, een diepgang van 3 meter en een laadvermogen van 3000 ton voor een nieuw (oostelijk) Amsterdam-Rijnkanaal. Tot de aanleg van dit oostelijk gelegen kanaal naar de Waal werd in 1931 een besluit genomen. Anton Mussert heeft nog meegewerkt om dit kanaal tot stand te brengen. Na de voltooiing van de sluis in Tiel (350 meter lang en 18 meter breed) kon het Amsterdam-Rijnkanaal op 21 mei 1952 voor de binnenvaart worden opgesteld.

Zeeburgsluizen
Het Merwedekanaal begon vanaf Amsterdam bij Zeeburg. Hier werd tussen 1888 en 1890 een dubbele komschutsluis van 28 meter breed met basculebruggen gebouwd. Enkele jaren daarvoor werd besloten tot aanleg van het Noordzeekanaal en om het Binnen IJ en het Buiten IJ te scheiden van elkaar door middel van een dam. Met drie sluizen, de Oranjesluizen, bleef doorvaart voor de scheepvaart mogelijk.
Het Zeeburg-sluizencomplex en de schutkolken werden van hoge en lage sluisdeuren voorzien en kreeg doorvaartwijdte van 14 meter. De hoge stormdeuren, aan de noordzijde, waren uit veiligheidsoverwegingen bedacht. Zodat bij eventuele calamiteiten aan de Noordzeesluizen bij IJmuiden en/of de Oranjesluizen bescherming geboden kon worden aan het achterland. Bij te hoge waterstand op het Binnen IJ konden de sluisdeuren van de Zeeburgsluizen gesloten worden en kon er toch doorvaart plaats vinden door het schutten van de schepen. Normaal gesproken stonden de sluizendeuren van Zeeburg open en hoefde er niet geschut te worden.

Amsterdam-Rijnkanaal

Met de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal is oostelijk van de Zeeburgsluizen een omleidingskanaal gegraven en is de oostelijke schutsluis verwijderd. In het omleidingskanaal is een keerschuif van 50 meter breed met heftorens gebouwd. De sluis bij het sluiseiland Zeeburg heeft sinds het op Deltahoogte brengen van zeesluizen bij IJmuiden geen waterkerende functie meer. Begin 21ste eeuw werd besloten het Amsterdam-Rijnkanaal bij Zeeburg te verbreden naar 100 meter. De keersluistorens en de westelijke schutsluis zijn tussen 2007 en 2012 verwijderd. Het sluiseiland is in 2014 geheel verwijderd. Het Zeeburg-sluizencomplex heeft een historische waarde; daarom heeft Rijkswaterstaat een markering met kunstwerk geplaatst om aan te geven waar de oude sluizen hebben gestaan.

Reglement
In de bijzondere reglementen voor Rijkskanalen en -havens, achtste druk uit 1946, onder ‘Bijzonder reglement van politie voor het kanaal van Amsterdam naar de Merwede’ staat beschreven: dat een grotere lengte dan 100 meter en een grotere breedte dan 11.50 meter niet op het kanaal worden toegelaten. Voor de diepgang van de vaartuigen gelden onafhankelijk van de lengte de volgende regels: vaartuigen met een breedte van 11.50 meter mogen niet dieper gaan dan 2.15 meter, bij elke 5 centimeter minder breedte mag dan steeds 5 centimeter dieper geladen worden. Dit leidt tot een maximale diepgang van 2.60 meter vanaf 10.60 meter breedte. Als de breedte minder is dan 10.60 meter is een tabel gemaakt waarbij zowel de lengte en breedte van de schepen meetelt voor de maximale diepgang. In deze tabel komt de maximale diepgang op 2.80 meter voor een schip van 85 meter lengte en breedte van 10.21 meter of minder.
Vaartuigen van meer dan 85 meter lengte, die van 10.50 meter of meer breedte en die van 2.60 meter of meer diepgang, mogen het kanaal slechts bevaren indien zij een kenteken voeren op 3 meter hoogte. Dit zwarte bord moet dwarsscheeps geplaatst worden, met minimale afmetingen van 0.75 meter x 0,50 meter met daarop een wit kruis van minimaal 0.10 meter brede strepen. Men mag dan enkel van zonsopkomst tot zonsondergang varen en het vaartuig moet afzonderlijk worden gesleept en niet sneller varen dan 90 meter per minuut.